Negen was hij toen hij voor het vee van zijn familie moest gaan zorgen, maar regelmatig werd zijn kudde door leeuwen aangevallen. ’s Nachts, als het vee, op de grens van het Nairobi National Park, bijeengedreven was in de boma, de veekraal, leek alles veilig. Totdat de leeuwen over de omheining sprongen en de dieren alsnog doodden. Het Masai-jongetje Richard Turere had een hekel aan leeuwen, sterker nog, hij haatte ze.
Een paar jaar later vertelt Richard Turere zijn verhaal tijdens de TED Talk lezing in Long Beach California. Hij moest iets doen en probeerde verschillende dingen uit. Vuur schrikt leeuwen af, dacht hij, maar het licht hielp de leeuwen juist het vee binnen de omheining beter te zien. Aan een vogelverschrikker waren ze snel gewend, dat hielp maar een dag. Toen hij op een avond met een zaklantaarn rond de boma liep en er geen leeuw te zien was, bracht hem dat op een idee. Met een oude autoaccu, een schakelaar uit een afgedankte motorfiets en een paar ledlampjes uit kapotte zaklantaarns knutselde hij een knipperlichtsysteem in elkaar. Hij bevestigde de lampjes aan de buitenkant van de kraal en liet ze knipperen: zo leek het net of er ’s nachts een herder met een zaklantaarn langs de omheining liep. Die nacht bleven de leeuwen weg en kon iedereen rustig slapen. Turere’s knipperlichtsysteem bleek zo goed te werken dat het nu in grote delen van Kenia gebruikt wordt om de veekralen te beschermen.
Het Nairobi National Park ligt aan de noordkant tegen de hoofdstad van Kenia aan en is gescheiden van de stad door een hek. Direct daarachter leven zebra’s, neushoorns en leeuwen en nog veel meer wilde dieren. De zuidkant, van het park wordt begrensd door een smalle rivier. Hier staat geen hek, door de ondiepe en smalle stroom kan het wild vrij het park in- en uitlopen. Langs de rand van het park leven kleine Masai-gemeenschappen die overdag hun koeien, schapen en geiten op de vlaktes laten grazen.
Op deze grens gaat het nog wel eens mis. De veehouders nemen soms wraak op leeuwen als die hun vee aanvallen. De Masai zijn geduchte krijgers die niet bang zijn om de roofdieren met hun speren dood te steken.
De aantallen wilde leeuwen in Afrika zijn de laatste decennia schrikbarend afgenomen, een eeuw geleden waren er meer dan 200.000, nu zijn het er ongeveer 32.000. Kenia telde er rond de eeuwwisseling ongeveer 2700, daar zijn er nog maar 2000 van over. In twintig jaar kunnen ze in Kenia compleet uitgestorven zijn. In een groot aantal Afrikaanse landen in West-, Centraal- en Noord-Afrika, is de leeuw al uitgestorven. Door afname van leefgebied en versplintering van dat gebied, door handel in bushmeat en conflicten met de lokale bevolking staat het voortbestaan van de soort op het spel.
’Een koe is een kostbaar bezit, daar zit jaren werk in, als een leeuw je dat afneemt dan snap ik wel dat er wraakgevoelens zijn’, zegt professor Hans De Iongh verbonden aan het Centrum voor Milieuwetenschappen (CML) van de Universiteit van Leiden. Samen met de Keniaanse promovendus Francis Lesilau, werkzaam bij Kenia Wildlife Service (KWS) en promovendus Kevin Groen (CML) doet hij in vier verschillende nationale parken onderzoek naar leeuwen.
‘Zo willen we bijdragen aan het beschermen van de soort. Aan het eind van de jaren negentig was de leeuw in Amboseli National Park compleet uitgestorven, gedood door de Masai. Langzaam zijn ze uit de omliggende gebieden weer teruggekeerd.’
’In 2007 zijn we met de Universiteit Leiden, Stichting Leo, een organisatie die grote carnivoren in Afrika wil beschermen en KWS in Nairobi National Park begonnen met het zenderen van leeuwen. De afgelopen jaren hebben we er minstens twaalf voorzien van een zender. Met die satellietzenders konden we zien dat er leeuwen regelmatig ’s nachts het park uitgingen waar ze in conflict met de bevolking kwamen.’
Tegelijkertijd startte het programma Living with Lions dat voornamelijk Masai krijgers, de zogeheten Moran, opleidt tot leeuwenwachters. Deze Moran, een leeftijdsgroep van 16 tot 21 jaar, leven in de bush en beschermen het gebied tegen buitenstaanders. De Masai zijn dapper, ze eten geen bushmeat, ze jagen niet en zijn daarom de ideale natuurbeschermers. De Masai zijn dus veranderd van ‘vijanden van de leeuw’ tot ‘beschermers van de leewen’. Tegenwoordig verhuren ze ook delen van hun grond als natuurgebied, ze werken in lodges, als chauffeur, en als gids. Hierdoor stromen er inkomsten van het toerisme naar de Masai. Ze hebben zo een alternatieve inkomstenbron uit natuurbeheer in plaats van veehouderij. De Iongh: ‘KWS heeft ook educatieve programma’s: scholieren gaan de parken in om kennis te maken met de wilde natuur. De kinderen leren hoe waardevol deze wildernis is en zo ontstaat er draagvlak voor beheer: de jeugd is de toekomst.’
Anders dan in andere Afrikaanse landen is de jacht, de handel in bushmeat, het doden van wild bij wet verboden; de Keniaanse overheid hanteert een zerotolerancebeleid op dit gebied.
‘De strijd tussen mens en leeuw bestaat nog steeds, maar is minder schadelijk’, vertelt de Iongh. ‘De traditionele initiatierite waarbij een Masai-krijger zijn moed toont door een leeuw te doden is nu verboden, dat scheelt al enorm. Doordat een deel van de Masai, met name rond Amboseli National Park, is overgestapt op natuurbeheer is de leeuwenstand daar sterk verbeterd. Het is een succes: de populatie is enorm gegroeid, het zijn er op dit moment zelfs al te veel.’
‘Omdat het verboden is leeuwen te doden kan dat overschot een probleem worden, want ook lastige exemplaren, die te vaak in aanraking komen met mensen of vee, mogen niet worden afgeschoten.’
‘De overheid verplaatst deze ‘probleemleeuwen’ naar een ander gebied, vaak naar Meru National Park aan de voet van Mount Kenya. Het resultaat hiervan is twijfelachtig. De leeuwen zorgen vaak opnieuw voor problemen, en als de al aanwezige prides ze vervolgens het gebied uitjagen, komen ze weer in aanvaring met de bevolking. De leeuwen worden dan vaak alsnog gedood door veehouders van de Boran- en Somalistammen die rond Meru leven. Maar dat wordt dan toch gezien als zelfverdediging, wat het ook is. Dus ondanks het verbod op het doden van leeuwen is dit wellicht toch een vorm van ‘populatiebeheer’.’
De avond valt over Nairobi NP als Nickson Parmisa, voorzitter van het lokale Masai-comité, zijn schapen en geiten de veilige boma in leidt. ‘Naast het hekwerk en de doornstruiken hebben we hier ook knipperlichten geïnstalleerd. Ik wil niet midden in de nacht wakker worden en boos worden op de leeuwen. We zien ze vaak ’s nachts en met zaklantaarns jagen we ze dan weg. We verliezen nog steeds vee, maar tegenwoordig meer overdag. Beneden bij de rivier drinken de beesten. Daar is de grens met het park, aan de andere kant van het water zitten de leeuwen. Als een herder niet goed oppast, pakken ze zo een schaap of een geit. Het blijft een uitdaging. Daarom zijn we blij met de zenders die sommige leeuwen dragen: zo weten we waar ze zijn en kunnen we die gebieden mijden.’
‘We kennen de leeuwen hier.’ vervolgt Parmisa. ‘We weten welke leeuwen de onruststokers zijn. Trouble lions, ze zijn net als wij: ze willen ook gewoon leven. Ik spreek ook nooit van ‘human-wildlife conflict’, ik heb het over ‘human-wildlife interaction’. Het is onze verantwoordelijkheid als mens te co-existeren met de leeuwen. Als je ingrijpt in het ecosysteem, bijvoorbeeld door alle leeuwen hier weg te halen, dan groeit het aantal herbivoren. De concurrentie tussen het vee en de wilde grazers om het grasland wordt dan te hevig.’
‘Ik snap dat er een hek tussen het park en de stad staat, maar aan deze kant is geen hek. Ik geloof niet dat je daarmee leeuwen kan tegenhouden, ze vinden toch altijd wel een manier om erdoor te komen. Wrattenzwijnen graven bijvoorbeeld onder de hekken door en daar maken de leeuwen dan weer gebruik van. Daarom hebben we hier de knipperlichten aan de boma’s maar er is niet genoeg geld om dat bij iedereen te installeren. Als ergens een aanval van leeuwen is geweest dan plaatsen we ze. Vorige week is er een boma aangevallen, ik geloof dat het maandag was, ze verloren drie schapen. Dinsdag kwamen de leeuwen weer waarop we woensdag de lichten geïnstalleerd hebben.’
Vroeg in de ochtend, het is nog donker, als de Belgische studenten Gert-Jan Goeminne, Mateo Bal en de Keniaanse student Kennedy Kariuki onder supervisie van promovendus Luka Narisha, Meru National Park inrijden. Samen met Hans de Iongh zetten ze de ‘transecten’ uit. Dit zijn stukken land in het park waar de studenten de komende drie maanden tellingen zullen verrichten. Olifanten, zebra’s, giraffes, neushoorns, leeuwen: van alle soorten worden de aantallen nauwkeurig bijgehouden. Een afstandmeter en gps bepalen de bijbehorende locaties.
Als de Toyota Landcruiser een bocht neemt, springt er een jongetje van de weg de bosjes in, hij rent achter zijn schapen en geiten aan en laat van schrik zijn kan met water vallen die nu op de rode aarde van de weg leegloopt.
Vee laten grazen in het park is verboden. De schapen en geiten zijn een makkelijk feestmaal voor de leeuwen. Maar toch durven sommige herders het risico te nemen: in het park is namelijk meer water en dus groener gras te vinden, zeker nu tijdens het droge seizoen. Buiten het park is om elke struik een paadje ingesleten waar het vee op zoek is naar achtergebleven blaadjes. Als de rangers het jongetje te pakken krijgen, moeten zijn ouders een boete van 200.000 shilling betalen, 2000 euro, of een gevangenisstraf uitzitten van zes maanden tot een jaar. Maar hij heeft geluk, en weet te ontkomen.
Witruggieren, Rüppellsgieren en een Palmgier verraden de aanwezigheid van een kill. Luka Narisha gaat te voet op onderzoek uit en verdwijnt tussen de struiken. Dit is zeker niet ongevaarlijk: een leeuw kan in de buurt zijn en zijn prooi bewaken. Het karkas van een buffel blijkt al nagenoeg kaalgevreten. Het zou een of twee dagen oud kunnen zijn. De studenten vinden waar ze voor kwamen: scat oftewel leeuwenpoep. Van de binnen en buitenkant van de scat worden monsters genomen en in ampullen met ethanol gedaan voor later onderzoek.
Twee mannetjesleeuwen van de ‘square tank pride’ liggen al de hele middag te slapen in de schaduw van een boompje in Lake Nakuru National Park. Dat er een aantal auto’s vijftig meter verderop geparkeerd staat doet ze niets. Veearts Titus Kaitho van KWS rijdt er voorzichtig naar toe, legt zijn verdovingsgeweer aan en schiet. Geschrokken springen ze op, een fel roze pluimpje steekt uit de dij van een van de leeuwen. Met zijn bek trekt hij het pijltje er nog uit maar het middel begint al te werken, langzaam valt hij in slaap.
Met grommend motorgeluid rijden de rangers op de tweede leeuw af om hem een eindje weg te jagen. Die maakt zich verder niet al te druk en valt vijftig meter verder weer in slaap.
De veearts, de rangers, de Keniaanse en Nederlandse onderzoekers en de studenten springen allemaal uit de auto’s die nu in een cirkel rond het verdoofde dier staan. Gewapende rangers gaan op wacht staan om de tweede leeuw in de gaten te houden. Een van de rangers tilt de massieve kop van het slapende dier op zodat Francis Lesilau de halsband om kan doen. Er wordt in stilte gewerkt, Hans de Iongh en Monica Chege van KWS draaien de moeren en bouten van de zender vast.
‘Elke collaring is anders’, zegt de Iongh, ‘je weet van te voren nooit hoe het loopt.’
Het schemert inmiddels als de veearts het tegenmiddel van de verdoving toedient. De leeuw heeft geen enkele haast om wakker te worden, een paar keer tilt hij zijn kop op maar ploft dan weer neer om lekker verder te slapen. Het is donker als de leeuw eindelijk opstaat. Hij loopt meteen op mijn camera met afstandsbediening af die vlak voor zijn neus op statief staat en begint er aan te knagen. Ben, een Masaichauffeur, die het ziet gebeuren, start zijn auto en probeert hem van de camera weg te jagen, maar de leeuw is niet van plan zijn buit af te staan en zet het op een rennen met de camera en statief in zijn bek. Nu racen drie Landcruisers door de inktzwarte bush achter de leeuw aan in een poging de camera terug te krijgen. In het licht van de koplampen is af en toe een flits van het rennende beest te zien. Pas na een wilde achtervolging wordt hij omsingeld en sprint ervandoor zonder de camera. Snel stapt een ranger uit de auto en grijpt breed grijzend de camera uit de bosjes.
‘Ik had er drie vandaag, een van een welp en die was wat klein. Een was zo vers, die hebben we een paar uur eerder gelegd zien worden. Disgusting, alsof je vla probeert te grijpen met een krokant laagje erop.’ Op de telefoon van Iris en Dionne komt een bericht binnen. Via WhatsApp delen de studenten in de vier verschillende parken hun ervaringen met elkaar.
Kevin Groen begeleidt de eerste weken de twee Leidse biologiestudenten Iris Noordermeer en Dionne Jacobs bij hun onderzoek in Amboseli National Park. Onder zijn leiding verzamelen negen studenten, drie maanden lang data in vier nationale parken. De informatie die hieruit voortkomt deelt hij met de onderzoekers van Kenia Wildlife Service, Monica Chege, Luka Narisha en Francis Lesilau die ook verbonden zijn aan de Universiteit van Leiden.
Ze komen net aan als een volwassen mannetjesleeuw een wildebeest zijn laatste adem laat uitblazen. Op een afstandje kijken andere wildebeesten, zebra’s en thomsongazelles toe. Het is heet op de vlakte en de leeuw probeert met al zijn kracht zijn prooi naar de schaduw van een struik te slepen. Maar het beest is te zwaar: na een paar pogingen geeft hij op en begint aan zijn maal in de zinderende hitte.
‘Het is een verkennend onderzoek’, zegt Kevin Groen. ’Naast het in kaart brengen van de leeuwenpopulatie gaat het ook om de aantallen en soorten prooidieren per oppervlakte-eenheid, de dichtheid, in elk park. Uit onderzoek van de mest van de leeuwen kan je zien welk dieet ze hebben en wat hun voorkeuren zijn. Standaard doen we dit doormiddel van haaranalyse maar nu wil ik dit ook met DNA-analyse doen. Je weet dan precies wat een leeuw heeft gegeten, ook de kleine dieren die je bij tellingen in het veld over het hoofd ziet en er ook bij haaranalyse tussendoor glippen. Als je weet dat leeuwen bepaalde prooidieren prefereren dan kan je daar je management op aanpassen. Als je wilt dat leeuwen niet buiten het park gaan snacken, moet je ervoor zorgen dat er genoeg prooidieren in het park zijn om de leeuwen gelukkig te houden.’
Die avond liggen er drie leeuwen langs een bosrand. Nadat alle andere auto’s met toeristen zijn weggereden besluiten de onderzoekers een calling-station te doen, met een versterker wordt het geluid van een prooidier afgespeeld. Nog maar net klinkt het geluid van een wildebeest in nood oorverdovend over de vlakte als de leeuwen hun kop opsteken. En dan, iets naast de drie steekt er nog een zijn kop uit het gras, en nog een en nog een, het worden er steeds meer. De grote pride staat rustig op en begint deze kant op de lopen. Het zijn er dertien, vrouwtjes, jongvolwassenen en een aantal jongeren die nog duidelijk vlekken in hun vacht hebben. Het is inmiddels donker en de onderzoekers gaan terug met goede hoop de volgende dag hier scat te verzamelen. ’s Avonds laat pipetteren Iris en Dionne ethanol in ampullen om de scat-samples in te verzamelen. Snel een paar uur slapen, om vijf uur gaat de wekker, dan gaan ze het park weer in.
‘Uit het onderzoek kunnen veel interessante inzichten komen’, vertelt Groen. ‘Als je bijvoorbeeld een hek om een park zet, zoals in Lake Nakuru NP en deels Nairobi NP, kan er een soort landscape of fear ontstaan. Omdat het park is afgesloten en daardoor kleiner is geworden komen grazers vaker in aanraking met een leeuw of een ander predator waardoor ze alerter worden en minder gaan grazen. Dat kan invloed hebben op de vegetatie in zo’n park. Als grasland minder begraasd wordt, ontstaan er meer bosjes, waar bepaalde dieren niet van houden. Dat heeft dan uiteindelijk invloed op de dieren die er voorkomen.’
Grote kuddes olifanten lopen in een kalm tempo over de stoffige vlaktes richting het verkoelende moeras. Twee jachtluipaarden gaan op jacht en dat trekt veel bekijks; de chauffeurs in het park hebben radiocontact en als zoiets zich voordoet gaat het gerucht snel en staan er binnen een paar minuten rijen met auto’s. De onderzoekers stuiten op een kill: een leeuwin heeft een wildebeest en haar jong gedood. De twee jongen van de leeuwin doen zich te goed aan het kadaver, ze maken er een beetje een rommeltje van. Op enkele meters afstand hangen twee jakhalzen en een stuk of tien hyena’s rond. Als die een stuk te pakken krijgen, hoor je het gekraak van de botten die ze tussen hun kaken versplinteren. Luid tetterend en met veel gebaar jagen een paar olifanten iets verderop een ander stel leeuwen weg.
Het mannetje, dat gister het wildebeest probeerde te verslepen, ligt inmiddels in de schaduw van de struik, het karkas is niet te zien vanaf hier, maar wel dat de leeuw niet alleen is: een vrouwtje ligt naast hem met twee pasgeboren welpen. Uitstappen om scat te verzamelen is hier nu geen optie en het team besluit door te rijden naar de plek waar ze gisteren de grote pride hebben gezien. De kust is daar nu wel veilig: die leeuwen zijn inmiddels verderop in het park gesignaleerd. Enthousiast worden de monsters in de ampullen en plastic gripzakken gedaan, de eerste in Amboseli NP, dat bericht moet op de WhatsApp! Op de terugweg begint een wat muffe geur de auto te vullen.
‘Wat ook goed werkt in andere landen, is een soort verzekering’, merkt Groen op, ‘er wordt dan een schadevergoeding gegeven als vee door een leeuw wordt gedood. Een dergelijk systeem bestaat wel hier in Kenia maar het werkt nog niet optimaal. In de Himalaya bijvoorbeeld pakken de sneeuwluipaarden ook regelmatig een geit of een schaap en met wraakacties worden die dan ook gedood. Nu hebben ze daar een goed systeem waarbij de gedupeerde veehouder een goede compensatie krijgt waardoor er veel minder gejaagd wordt op die sneeuwluipaarden. Dus dat helpt wel. Het is natuurlijk een financieel dingetje zoals altijd eigenlijk, met wildlife en met natuur.’
Tekst en fotografie, Taco van der Eb
Een paar jaar later vertelt Richard Turere zijn verhaal tijdens de TED Talk lezing in Long Beach California. Hij moest iets doen en probeerde verschillende dingen uit. Vuur schrikt leeuwen af, dacht hij, maar het licht hielp de leeuwen juist het vee binnen de omheining beter te zien. Aan een vogelverschrikker waren ze snel gewend, dat hielp maar een dag. Toen hij op een avond met een zaklantaarn rond de boma liep en er geen leeuw te zien was, bracht hem dat op een idee. Met een oude autoaccu, een schakelaar uit een afgedankte motorfiets en een paar ledlampjes uit kapotte zaklantaarns knutselde hij een knipperlichtsysteem in elkaar. Hij bevestigde de lampjes aan de buitenkant van de kraal en liet ze knipperen: zo leek het net of er ’s nachts een herder met een zaklantaarn langs de omheining liep. Die nacht bleven de leeuwen weg en kon iedereen rustig slapen. Turere’s knipperlichtsysteem bleek zo goed te werken dat het nu in grote delen van Kenia gebruikt wordt om de veekralen te beschermen.
Het Nairobi National Park ligt aan de noordkant tegen de hoofdstad van Kenia aan en is gescheiden van de stad door een hek. Direct daarachter leven zebra’s, neushoorns en leeuwen en nog veel meer wilde dieren. De zuidkant, van het park wordt begrensd door een smalle rivier. Hier staat geen hek, door de ondiepe en smalle stroom kan het wild vrij het park in- en uitlopen. Langs de rand van het park leven kleine Masai-gemeenschappen die overdag hun koeien, schapen en geiten op de vlaktes laten grazen.
Op deze grens gaat het nog wel eens mis. De veehouders nemen soms wraak op leeuwen als die hun vee aanvallen. De Masai zijn geduchte krijgers die niet bang zijn om de roofdieren met hun speren dood te steken.
De aantallen wilde leeuwen in Afrika zijn de laatste decennia schrikbarend afgenomen, een eeuw geleden waren er meer dan 200.000, nu zijn het er ongeveer 32.000. Kenia telde er rond de eeuwwisseling ongeveer 2700, daar zijn er nog maar 2000 van over. In twintig jaar kunnen ze in Kenia compleet uitgestorven zijn. In een groot aantal Afrikaanse landen in West-, Centraal- en Noord-Afrika, is de leeuw al uitgestorven. Door afname van leefgebied en versplintering van dat gebied, door handel in bushmeat en conflicten met de lokale bevolking staat het voortbestaan van de soort op het spel.
’Een koe is een kostbaar bezit, daar zit jaren werk in, als een leeuw je dat afneemt dan snap ik wel dat er wraakgevoelens zijn’, zegt professor Hans De Iongh verbonden aan het Centrum voor Milieuwetenschappen (CML) van de Universiteit van Leiden. Samen met de Keniaanse promovendus Francis Lesilau, werkzaam bij Kenia Wildlife Service (KWS) en promovendus Kevin Groen (CML) doet hij in vier verschillende nationale parken onderzoek naar leeuwen.
‘Zo willen we bijdragen aan het beschermen van de soort. Aan het eind van de jaren negentig was de leeuw in Amboseli National Park compleet uitgestorven, gedood door de Masai. Langzaam zijn ze uit de omliggende gebieden weer teruggekeerd.’
’In 2007 zijn we met de Universiteit Leiden, Stichting Leo, een organisatie die grote carnivoren in Afrika wil beschermen en KWS in Nairobi National Park begonnen met het zenderen van leeuwen. De afgelopen jaren hebben we er minstens twaalf voorzien van een zender. Met die satellietzenders konden we zien dat er leeuwen regelmatig ’s nachts het park uitgingen waar ze in conflict met de bevolking kwamen.’
Tegelijkertijd startte het programma Living with Lions dat voornamelijk Masai krijgers, de zogeheten Moran, opleidt tot leeuwenwachters. Deze Moran, een leeftijdsgroep van 16 tot 21 jaar, leven in de bush en beschermen het gebied tegen buitenstaanders. De Masai zijn dapper, ze eten geen bushmeat, ze jagen niet en zijn daarom de ideale natuurbeschermers. De Masai zijn dus veranderd van ‘vijanden van de leeuw’ tot ‘beschermers van de leewen’. Tegenwoordig verhuren ze ook delen van hun grond als natuurgebied, ze werken in lodges, als chauffeur, en als gids. Hierdoor stromen er inkomsten van het toerisme naar de Masai. Ze hebben zo een alternatieve inkomstenbron uit natuurbeheer in plaats van veehouderij. De Iongh: ‘KWS heeft ook educatieve programma’s: scholieren gaan de parken in om kennis te maken met de wilde natuur. De kinderen leren hoe waardevol deze wildernis is en zo ontstaat er draagvlak voor beheer: de jeugd is de toekomst.’
Anders dan in andere Afrikaanse landen is de jacht, de handel in bushmeat, het doden van wild bij wet verboden; de Keniaanse overheid hanteert een zerotolerancebeleid op dit gebied.
‘De strijd tussen mens en leeuw bestaat nog steeds, maar is minder schadelijk’, vertelt de Iongh. ‘De traditionele initiatierite waarbij een Masai-krijger zijn moed toont door een leeuw te doden is nu verboden, dat scheelt al enorm. Doordat een deel van de Masai, met name rond Amboseli National Park, is overgestapt op natuurbeheer is de leeuwenstand daar sterk verbeterd. Het is een succes: de populatie is enorm gegroeid, het zijn er op dit moment zelfs al te veel.’
‘Omdat het verboden is leeuwen te doden kan dat overschot een probleem worden, want ook lastige exemplaren, die te vaak in aanraking komen met mensen of vee, mogen niet worden afgeschoten.’
‘De overheid verplaatst deze ‘probleemleeuwen’ naar een ander gebied, vaak naar Meru National Park aan de voet van Mount Kenya. Het resultaat hiervan is twijfelachtig. De leeuwen zorgen vaak opnieuw voor problemen, en als de al aanwezige prides ze vervolgens het gebied uitjagen, komen ze weer in aanvaring met de bevolking. De leeuwen worden dan vaak alsnog gedood door veehouders van de Boran- en Somalistammen die rond Meru leven. Maar dat wordt dan toch gezien als zelfverdediging, wat het ook is. Dus ondanks het verbod op het doden van leeuwen is dit wellicht toch een vorm van ‘populatiebeheer’.’
De avond valt over Nairobi NP als Nickson Parmisa, voorzitter van het lokale Masai-comité, zijn schapen en geiten de veilige boma in leidt. ‘Naast het hekwerk en de doornstruiken hebben we hier ook knipperlichten geïnstalleerd. Ik wil niet midden in de nacht wakker worden en boos worden op de leeuwen. We zien ze vaak ’s nachts en met zaklantaarns jagen we ze dan weg. We verliezen nog steeds vee, maar tegenwoordig meer overdag. Beneden bij de rivier drinken de beesten. Daar is de grens met het park, aan de andere kant van het water zitten de leeuwen. Als een herder niet goed oppast, pakken ze zo een schaap of een geit. Het blijft een uitdaging. Daarom zijn we blij met de zenders die sommige leeuwen dragen: zo weten we waar ze zijn en kunnen we die gebieden mijden.’
‘We kennen de leeuwen hier.’ vervolgt Parmisa. ‘We weten welke leeuwen de onruststokers zijn. Trouble lions, ze zijn net als wij: ze willen ook gewoon leven. Ik spreek ook nooit van ‘human-wildlife conflict’, ik heb het over ‘human-wildlife interaction’. Het is onze verantwoordelijkheid als mens te co-existeren met de leeuwen. Als je ingrijpt in het ecosysteem, bijvoorbeeld door alle leeuwen hier weg te halen, dan groeit het aantal herbivoren. De concurrentie tussen het vee en de wilde grazers om het grasland wordt dan te hevig.’
‘Ik snap dat er een hek tussen het park en de stad staat, maar aan deze kant is geen hek. Ik geloof niet dat je daarmee leeuwen kan tegenhouden, ze vinden toch altijd wel een manier om erdoor te komen. Wrattenzwijnen graven bijvoorbeeld onder de hekken door en daar maken de leeuwen dan weer gebruik van. Daarom hebben we hier de knipperlichten aan de boma’s maar er is niet genoeg geld om dat bij iedereen te installeren. Als ergens een aanval van leeuwen is geweest dan plaatsen we ze. Vorige week is er een boma aangevallen, ik geloof dat het maandag was, ze verloren drie schapen. Dinsdag kwamen de leeuwen weer waarop we woensdag de lichten geïnstalleerd hebben.’
Vroeg in de ochtend, het is nog donker, als de Belgische studenten Gert-Jan Goeminne, Mateo Bal en de Keniaanse student Kennedy Kariuki onder supervisie van promovendus Luka Narisha, Meru National Park inrijden. Samen met Hans de Iongh zetten ze de ‘transecten’ uit. Dit zijn stukken land in het park waar de studenten de komende drie maanden tellingen zullen verrichten. Olifanten, zebra’s, giraffes, neushoorns, leeuwen: van alle soorten worden de aantallen nauwkeurig bijgehouden. Een afstandmeter en gps bepalen de bijbehorende locaties.
Als de Toyota Landcruiser een bocht neemt, springt er een jongetje van de weg de bosjes in, hij rent achter zijn schapen en geiten aan en laat van schrik zijn kan met water vallen die nu op de rode aarde van de weg leegloopt.
Vee laten grazen in het park is verboden. De schapen en geiten zijn een makkelijk feestmaal voor de leeuwen. Maar toch durven sommige herders het risico te nemen: in het park is namelijk meer water en dus groener gras te vinden, zeker nu tijdens het droge seizoen. Buiten het park is om elke struik een paadje ingesleten waar het vee op zoek is naar achtergebleven blaadjes. Als de rangers het jongetje te pakken krijgen, moeten zijn ouders een boete van 200.000 shilling betalen, 2000 euro, of een gevangenisstraf uitzitten van zes maanden tot een jaar. Maar hij heeft geluk, en weet te ontkomen.
Witruggieren, Rüppellsgieren en een Palmgier verraden de aanwezigheid van een kill. Luka Narisha gaat te voet op onderzoek uit en verdwijnt tussen de struiken. Dit is zeker niet ongevaarlijk: een leeuw kan in de buurt zijn en zijn prooi bewaken. Het karkas van een buffel blijkt al nagenoeg kaalgevreten. Het zou een of twee dagen oud kunnen zijn. De studenten vinden waar ze voor kwamen: scat oftewel leeuwenpoep. Van de binnen en buitenkant van de scat worden monsters genomen en in ampullen met ethanol gedaan voor later onderzoek.
Twee mannetjesleeuwen van de ‘square tank pride’ liggen al de hele middag te slapen in de schaduw van een boompje in Lake Nakuru National Park. Dat er een aantal auto’s vijftig meter verderop geparkeerd staat doet ze niets. Veearts Titus Kaitho van KWS rijdt er voorzichtig naar toe, legt zijn verdovingsgeweer aan en schiet. Geschrokken springen ze op, een fel roze pluimpje steekt uit de dij van een van de leeuwen. Met zijn bek trekt hij het pijltje er nog uit maar het middel begint al te werken, langzaam valt hij in slaap.
Met grommend motorgeluid rijden de rangers op de tweede leeuw af om hem een eindje weg te jagen. Die maakt zich verder niet al te druk en valt vijftig meter verder weer in slaap.
De veearts, de rangers, de Keniaanse en Nederlandse onderzoekers en de studenten springen allemaal uit de auto’s die nu in een cirkel rond het verdoofde dier staan. Gewapende rangers gaan op wacht staan om de tweede leeuw in de gaten te houden. Een van de rangers tilt de massieve kop van het slapende dier op zodat Francis Lesilau de halsband om kan doen. Er wordt in stilte gewerkt, Hans de Iongh en Monica Chege van KWS draaien de moeren en bouten van de zender vast.
‘Elke collaring is anders’, zegt de Iongh, ‘je weet van te voren nooit hoe het loopt.’
Het schemert inmiddels als de veearts het tegenmiddel van de verdoving toedient. De leeuw heeft geen enkele haast om wakker te worden, een paar keer tilt hij zijn kop op maar ploft dan weer neer om lekker verder te slapen. Het is donker als de leeuw eindelijk opstaat. Hij loopt meteen op mijn camera met afstandsbediening af die vlak voor zijn neus op statief staat en begint er aan te knagen. Ben, een Masaichauffeur, die het ziet gebeuren, start zijn auto en probeert hem van de camera weg te jagen, maar de leeuw is niet van plan zijn buit af te staan en zet het op een rennen met de camera en statief in zijn bek. Nu racen drie Landcruisers door de inktzwarte bush achter de leeuw aan in een poging de camera terug te krijgen. In het licht van de koplampen is af en toe een flits van het rennende beest te zien. Pas na een wilde achtervolging wordt hij omsingeld en sprint ervandoor zonder de camera. Snel stapt een ranger uit de auto en grijpt breed grijzend de camera uit de bosjes.
‘Ik had er drie vandaag, een van een welp en die was wat klein. Een was zo vers, die hebben we een paar uur eerder gelegd zien worden. Disgusting, alsof je vla probeert te grijpen met een krokant laagje erop.’ Op de telefoon van Iris en Dionne komt een bericht binnen. Via WhatsApp delen de studenten in de vier verschillende parken hun ervaringen met elkaar.
Kevin Groen begeleidt de eerste weken de twee Leidse biologiestudenten Iris Noordermeer en Dionne Jacobs bij hun onderzoek in Amboseli National Park. Onder zijn leiding verzamelen negen studenten, drie maanden lang data in vier nationale parken. De informatie die hieruit voortkomt deelt hij met de onderzoekers van Kenia Wildlife Service, Monica Chege, Luka Narisha en Francis Lesilau die ook verbonden zijn aan de Universiteit van Leiden.
Ze komen net aan als een volwassen mannetjesleeuw een wildebeest zijn laatste adem laat uitblazen. Op een afstandje kijken andere wildebeesten, zebra’s en thomsongazelles toe. Het is heet op de vlakte en de leeuw probeert met al zijn kracht zijn prooi naar de schaduw van een struik te slepen. Maar het beest is te zwaar: na een paar pogingen geeft hij op en begint aan zijn maal in de zinderende hitte.
‘Het is een verkennend onderzoek’, zegt Kevin Groen. ’Naast het in kaart brengen van de leeuwenpopulatie gaat het ook om de aantallen en soorten prooidieren per oppervlakte-eenheid, de dichtheid, in elk park. Uit onderzoek van de mest van de leeuwen kan je zien welk dieet ze hebben en wat hun voorkeuren zijn. Standaard doen we dit doormiddel van haaranalyse maar nu wil ik dit ook met DNA-analyse doen. Je weet dan precies wat een leeuw heeft gegeten, ook de kleine dieren die je bij tellingen in het veld over het hoofd ziet en er ook bij haaranalyse tussendoor glippen. Als je weet dat leeuwen bepaalde prooidieren prefereren dan kan je daar je management op aanpassen. Als je wilt dat leeuwen niet buiten het park gaan snacken, moet je ervoor zorgen dat er genoeg prooidieren in het park zijn om de leeuwen gelukkig te houden.’
Die avond liggen er drie leeuwen langs een bosrand. Nadat alle andere auto’s met toeristen zijn weggereden besluiten de onderzoekers een calling-station te doen, met een versterker wordt het geluid van een prooidier afgespeeld. Nog maar net klinkt het geluid van een wildebeest in nood oorverdovend over de vlakte als de leeuwen hun kop opsteken. En dan, iets naast de drie steekt er nog een zijn kop uit het gras, en nog een en nog een, het worden er steeds meer. De grote pride staat rustig op en begint deze kant op de lopen. Het zijn er dertien, vrouwtjes, jongvolwassenen en een aantal jongeren die nog duidelijk vlekken in hun vacht hebben. Het is inmiddels donker en de onderzoekers gaan terug met goede hoop de volgende dag hier scat te verzamelen. ’s Avonds laat pipetteren Iris en Dionne ethanol in ampullen om de scat-samples in te verzamelen. Snel een paar uur slapen, om vijf uur gaat de wekker, dan gaan ze het park weer in.
‘Uit het onderzoek kunnen veel interessante inzichten komen’, vertelt Groen. ‘Als je bijvoorbeeld een hek om een park zet, zoals in Lake Nakuru NP en deels Nairobi NP, kan er een soort landscape of fear ontstaan. Omdat het park is afgesloten en daardoor kleiner is geworden komen grazers vaker in aanraking met een leeuw of een ander predator waardoor ze alerter worden en minder gaan grazen. Dat kan invloed hebben op de vegetatie in zo’n park. Als grasland minder begraasd wordt, ontstaan er meer bosjes, waar bepaalde dieren niet van houden. Dat heeft dan uiteindelijk invloed op de dieren die er voorkomen.’
Grote kuddes olifanten lopen in een kalm tempo over de stoffige vlaktes richting het verkoelende moeras. Twee jachtluipaarden gaan op jacht en dat trekt veel bekijks; de chauffeurs in het park hebben radiocontact en als zoiets zich voordoet gaat het gerucht snel en staan er binnen een paar minuten rijen met auto’s. De onderzoekers stuiten op een kill: een leeuwin heeft een wildebeest en haar jong gedood. De twee jongen van de leeuwin doen zich te goed aan het kadaver, ze maken er een beetje een rommeltje van. Op enkele meters afstand hangen twee jakhalzen en een stuk of tien hyena’s rond. Als die een stuk te pakken krijgen, hoor je het gekraak van de botten die ze tussen hun kaken versplinteren. Luid tetterend en met veel gebaar jagen een paar olifanten iets verderop een ander stel leeuwen weg.
Het mannetje, dat gister het wildebeest probeerde te verslepen, ligt inmiddels in de schaduw van de struik, het karkas is niet te zien vanaf hier, maar wel dat de leeuw niet alleen is: een vrouwtje ligt naast hem met twee pasgeboren welpen. Uitstappen om scat te verzamelen is hier nu geen optie en het team besluit door te rijden naar de plek waar ze gisteren de grote pride hebben gezien. De kust is daar nu wel veilig: die leeuwen zijn inmiddels verderop in het park gesignaleerd. Enthousiast worden de monsters in de ampullen en plastic gripzakken gedaan, de eerste in Amboseli NP, dat bericht moet op de WhatsApp! Op de terugweg begint een wat muffe geur de auto te vullen.
‘Wat ook goed werkt in andere landen, is een soort verzekering’, merkt Groen op, ‘er wordt dan een schadevergoeding gegeven als vee door een leeuw wordt gedood. Een dergelijk systeem bestaat wel hier in Kenia maar het werkt nog niet optimaal. In de Himalaya bijvoorbeeld pakken de sneeuwluipaarden ook regelmatig een geit of een schaap en met wraakacties worden die dan ook gedood. Nu hebben ze daar een goed systeem waarbij de gedupeerde veehouder een goede compensatie krijgt waardoor er veel minder gejaagd wordt op die sneeuwluipaarden. Dus dat helpt wel. Het is natuurlijk een financieel dingetje zoals altijd eigenlijk, met wildlife en met natuur.’
Tekst en fotografie, Taco van der Eb